Een samenwerking van Bout Advocaten, Lexnova en Pro Facto

Verplichte financiële participatie bij zon- en windparken niet afdwingbaar

Wind- en zonneparken kunnen niet altijd rekenen op draagvlak van de omgeving. In dat kader is participatie een belangrijk middel voor de acceptatie, ruimtelijke inpassing en de uiteindelijke realisatie van hernieuwbare energieprojecten. Overheden, marktpartijen en energiecoöperaties hebben daarom samen afspraken gemaakt in het Klimaatakkoord over participatie bij hernieuwbare energie, waaronder het streven naar 50% lokaal eigendom bij duurzame energieprojecten. In de praktijk leeft de vraag in hoeverre participatie – en in het bijzonder financiële participatie – juridisch afdwingbaar is.

In een factsheet Bevoegdheden overheden bij procesparticipatie en financiële participatie (klik op de link om te openen), die door adviseurs van EN. samen met de Rijksuniversiteit Groningen is opgesteld, wordt een juridische analyse gedaan naar de afdwingbaarheid door overheden van participatie bij de ontwikkeling van projecten voor hernieuwbare energie. In deze analyse is zowel het huidig recht als de toekomstige Omgevingswet (voorziene invoering 1 januari 2023) betrokken.

Streven naar draagvlak
Het aanbod van een initiatiefnemer van een wind- of zonnepark aan de omgeving om financieel te participeren kan alleen vrijwillig gedaan worden. Financiële participatie kan op verschillende manieren vorm krijgen, bijvoorbeeld door middel van mede-eigenaarschap of financiële deelneming (d.m.v. obligaties of aandelen). Dit vraagt doorgaans een investering van de omgeving. Ook mogelijk is een omgevingsfonds, (volledig of gedeeltelijk) gevuld door de initiatiefnemer of een omwonendenregeling, in de vorm van verduurzaming bijvoorbeeld van de woning of korting op groene stroom. Gemeenten en provincies kunnen de wens van financiële participatie van de lokale omgeving in projecten voor hernieuwbare energie stimuleren maar niet afdwingen. In beleid kan een gemeente een inspanningsverplichting voor de initiatiefnemer opnemen om omwonenden te informeren en draagvlak te creëren. Als de initiatiefnemer niet aan deze inspanningsverplichting voldoet, kan dat voor de gemeente een reden zijn om niet mee te werken aan de aanvraag.

Omgevingswet
Een van de kernvragen die ten grondslag ligt aan dit onderzoek is of met financiële participatie van de omgeving in een project voor hernieuwbare energie een ruimtelijk motief wordt gediend. In gemeentelijk participatiebeleid – en in de afweging om al dan niet planologisch medewerking te verlenen – dient onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de goede ruimtelijke ordening leidend te zijn. Als een initiatiefnemer weigert om de omgeving financieel te laten participeren in de productie van hernieuwbare energie of te laten profiteren van de opbrengsten, vormt dat geen ruimtelijk relevant motief om bijvoorbeeld een omgevingsvergunning te weigeren. Hoe de jurisprudentie zich ontwikkelt onder de werking van de nieuwe Omgevingswet is natuurlijk nog de vraag. Zou de verbrede reikwijdte van de Omgevingswet meer ruimte bieden om financiële participatie wel te eisen? Participatie is in ieder geval een belangrijke pijler van de Omgevingswet, maar deze wet biedt vooralsnog geen bevoegdheden voor overheden om voor projecten voor hernieuwbare energie financiële participatie af te dwingen.